Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI)

CIDI presenteert zichzelf als een Nederlandse organisatie die “zich inzet tegen antisemitisme en voor bewustwording over het Israëlisch-Palestijns conflict.” Volgens haar eigen missie wil CIDI “de rechten van Joodse mensen op een vreedzaam en veilig bestaan, in Israël en wereldwijd, beschermen.”

Maar de werkelijkheid is anders; CIDI fungeert als de belangrijkste pro-Israëllobby in Nederland. De organisatie promoot actief de omstreden IHRA-definitie van antisemitisme — een definitie die kritiek op de staat Israël verwart met antisemitisme. CIDI voert lastercampagnes tegen groepen en individuen die opkomen voor Palestijnse rechten, diskwalificeert NGO’s die Israël een apartheidsstaat noemen, en ontvangt subsidies waarvan de herkomst dubieus en ondoorzichtig is.

Een CIDI campagne uit 2021

Uithollen van definitie van antisemitisme

CIDI hanteert de Werkdefinitie Antisemitisme van de International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA): 

“Antisemitisme is een bepaald beeld van Joden, dat zich kan uiten als haat tegen Joden. Retorische en fysieke uitingen van antisemitisme worden gericht tegen Joden of niet-Joden en/of hun bezittingen, tegen instellingen van de Joodse Gemeenschap, en religieuze voorzieningen.”

Deze uitingen kunnen daarbij ook gericht zijn tegen de staat Israel, die wordt gezien als Joods collectief, zo stelt CIDI op hun website.

Onder grote druk van CIDI en de bredere Israël lobby (o.a. Nieuw Israëlietisch Weekblad, SGP, en ChristenUnie) werd deze omstreden definitie in 2018 aangenomen door de Tweede Kamer. Dat deze definitie zo controversieel is, heeft verschillende redenen:

  • De IHRA-definitie van antisemitisme heeft structurele tekortkomingen in de manier waarop ze is geformuleerd. In plaats van duidelijkheid te geven, zorgt ze juist voor verwarring. De Britse oud-rechter Stephen Sedley wijst er bijvoorbeeld op dat de definitie simpelweg “niet afgebakend” is. De kernzin – “Antisemitisme is een bepaalde perceptie van Joden, die tot uiting kan komen als haat jegens Joden” – is bijzonder vaag. Wat betekent precies “een bepaalde perceptie”? En wanneer zou zo'n perceptie dan omslaan in haat? Door zulke onduidelijke taal is de definitie volgens Sedley juridisch onbruikbaar. Hij stelt dan ook: “Ze slaagt niet voor de eerste test van elke definitie: ze is onbepaald.”

    Maar het probleem gaat verder. De definitie richt zich vooral op “retorische en fysieke uitingen” van antisemitisme, terwijl structurele vormen van discriminatie – zoals het buitensluiten van Joden op de arbeidsmarkt – buiten beeld blijven. Sedley vraagt zich dan ook terecht af: “Waar blijft de aandacht voor discriminerend beleid?” Ook subtielere vormen van Jodenhaat, zoals het verspreiden van antisemitische stereotypen zonder dat er haatdragende taal aan te pas komt, worden niet genoemd.

    Deze kritiek wordt door meer experts gedeeld. Professor David Feldman van het Pears Institute noemt de IHRA-definitie “verbijsterend onnauwkeurig”, en mensenrechtenadvocaat Hugh Tomlinson vindt haar “juridisch onbruikbaar” vanwege de vage formuleringen. Het gevolg is dat overheden en instellingen de definitie naar eigen inzicht kunnen interpreteren – wat makkelijk kan leiden tot willekeur en misbruik.

  • De IHRA-definitie van antisemitisme is niet alleen vaag geformuleerd, maar roept vooral veel discussie op door de voorbeelden die eraan zijn toegevoegd. Die stellen namelijk dat bepaalde vormen van kritiek op Israël antisemitisch kunnen zijn. Zo zou het antisemitisch zijn om “met twee maten” te meten – bijvoorbeeld door Israël strenger te beoordelen dan andere landen. Ook het “ontkennen van het bestaansrecht van Israël als Joodse staat”, bijvoorbeeld door te zeggen dat Israël een racistisch project is, valt volgens de definitie onder antisemitisme. Hetzelfde geldt voor het vergelijken van Israëlisch beleid met dat van de nazi’s.

    Het gevolg is dat legitieme kritiek op de Israëlische bezetting, apartheid of koloniale politiek makkelijk als antisemitisme wordt weggezet. Mensenrechtenorganisaties, wetenschappers en activisten worden daardoor regelmatig – en vaak onterecht – beschuldigd van Jodenhaat.

    Dat blijkt bijvoorbeeld toen de PvdA in 2020 aangaf de IHRA-definitie niet te steunen. Direct daarna noemden CIDI en het Nieuw Israëlitisch Weekblad (NIW) de partij een “broeinest van antisemitisme”. Het NIW ging zelfs zo ver om te schrijven: “In de PvdA geldt: we zijn dol op dode Joden, de levende mogen de zee in gedreven worden.” Ook anderen, zoals Sigrid Kaag en mensenrechtenorganisatie The Rights Forum, kregen vergelijkbare aanvallen te verduren vanwege hun kritiek op Israël.

  • De IHRA-definitie wordt regelmatig misbruikt om kritiek op Israël de kop in te drukken. Zo wordt de definitie ingezet om pro-Palestijnse demonstraties te verbieden - zoals het vliegerfestival voor Gaza dat werd afgelast na beschuldigingen van antisemitisme. Ook mensenrechtenorganisaties zoals Amnesty International en Human Rights Watch worden met behulp van deze definitie in diskrediet gebracht wanneer zij Israël beschuldigen van apartheid. Daarnaast dient de definitie als instrument om academici en activisten te intimideren.

    Uit een rapport van het European Legal Support Center (ELSC) blijkt dat zulke lastercampagnes structureel voorkomen: het documenteerde 76 Nederlandse incidenten (2015-2020) waarin pro-Palestijnse stemmen werden gecensureerd, belasterd of onder druk gezet. Dit patroon laat zien hoe de IHRA-definitie niet zozeer antisemitisme bestrijdt, maar vooral wordt misbruikt om kritiek op Israël te onderdrukken. Een ander rapport van ELSC over de EU en het VK toont ook aan dat de IHRA-definitie vaak gebruikt wordt voor repressie van Palestijnse solidariteit, wat leidt tot het inperken van de vrijheid van meningsuiting en anti-Palestijns racisme.

    ELSC roept daarom de EU en haar lidstaten op om:

    • De IHRA-definitie te verwerpen, omdat ze de vrijheid van meningsuiting bedreigt;

    • Alternatieven te ontwikkelen die antisemitisme bestrijden zónder pro-Palestijnse activisten te treffen;

    • Internationaal recht serieus te nemen, bijvoorbeeld door geen steun meer te verlenen aan Israëls systeem van apartheid.

Op 20 april 2023 stuurden 104 mensenrechten- en burgerrechtenorganisaties een gezamenlijke brief aan VN-secretaris-generaal António Guterres en ondersecretaris-generaal Miguel Ángel Moratinos, waarin ze stellen:

"De adoptie van deze definitie door overheden en instellingen wordt vaak gepresenteerd als een essentiële stap in de strijd tegen antisemitisme. In de praktijk wordt de IHRA-definitie echter vaak misbruikt om kritiek op Israël ten onrechte als antisemitisch te bestempelen, waardoor vreedzaam protest, activisme en meningsuiting over Israël en/of zionisme wordt onderdrukt, ook in de VS en Europa."

De IHRA-definitie als politiek wapen

Zelfs Kenneth Stern, een van de oorspronkelijke opstellers van de IHRA-definitie, heeft gewaarschuwd dat de definitie nooit bedoeld was om kritiek op Israël te criminaliseren. Toch wordt ze daar nu wel voor gebruikt. Organisaties als CIDI en andere internationale pro-Israëlgroepen zetten de IHRA-definitie vooral in om kritiek op het Israëlische beleid te delegitimeren. In plaats van antisemitisme te bestrijden, gebruiken zij de definitie om pro-Palestijnse stemmen te marginaliseren – door druk uit te oefenen op overheden, universiteiten en mediakanalen.

Het opnemen van de IHRA-definitie in wetgeving of beleid vormt een directe bedreiging voor de vrijheid van meningsuiting. Het zorgt voor zelfcensuur: mensen durven Israël niet meer openlijk te bekritiseren uit angst om van antisemitisme beschuldigd te worden. Bovendien leidt het tot ongelijke behandeling: Palestijnse activisten en hun bondgenoten worden vaker vervolgd of gecensureerd dan extreemrechtse verspreiders van klassieke Jodenhaat.

Conclusie

Met andere woorden: door het gebruik van de IHRA-definitie kan – en wordt – kritiek op de staat Israël en steun voor Palestijnse rechten gemakkelijk als antisemitisme bestempeld. Deze definitie is niet ontworpen om Joden te beschermen, maar om Israëls koloniale systeem te verdedigen.

Dat is ook de reden dat CIDI zich heeft aangesloten bij de ‘Adopt IHRA Coalition’ (AIC), een lobbygroep die pleit voor een zo breed mogelijke toepassing van de IHRA-definitie. Andere leden van deze coalitie zijn onder meer de Amerikaanse organisaties Stand With Us en de Zionist Organization of America (ZOA). Een van de gezamenlijke acties van deze groep was een brief aan Meta in juli 2024, waarin ze het platform bedanken voor het verwijderen van posts waarin het woord “zionisten” als codenaam voor “Joden” werd gebruikt – zie de screenshot hieronder (klik om te vergroten).

Smaad- en lastercampagnes tegen groepen en initiatieven die opkomen voor Palestijnse rechten

CIDI voert actief campagne tegen Nederlandse steun aan verdedigers van Palestijnse mensenrechten en -organisaties, onder meer door het verspreiden van ongefundeerde beschuldigingen. Volgens The Electronic Intifada (EI) was CIDI in oktober 2021 “een van de voortrekkers in pogingen om pleidooien voor Palestijnse rechten en pogingen om Israël verantwoordelijk te houden, het zwijgen op te leggen”, zoals beschreven in een rapport van het European Legal Support Center (ELSC). Dit rapport bracht voor het eerst de pogingen in kaart om steun voor Palestijnse rechten in Nederland te onderdrukken.

CIDI wordt in het rapport genoemd als een van de belangrijkste Nederlandse organisaties en werkgroepen die het anti-Palestijnse beleid en de praktijken van de Israëlische regering ondersteunen. Het rapport stelt:

“(…) op basis van de meldingen die bij het ELSC zijn gedaan, concluderen wij dat CIDI een leidende rol speelt in pogingen om het pleiten voor Palestijnse rechten en het ter verantwoording roepen van Israël onder het internationaal (humanitair) recht te dwarsbomen. CIDI of haar medewerkers waren betrokken bij 46 van de 76 gemelde incidenten.”

Daarnaast stelt de Nederlandse NGO The Rights Forum dat CIDI, dat zich profileert als waakhond tegen antisemitisme, nauwe banden heeft ontwikkeld met extreemrechtse en christelijke partijen, die dezelfde intentie delen: Israël beschermen tegen kritiek en politieke of economische druk.

Een van de incidenten betrof de annulering van een vliegerfestival dat was bedoeld als solidariteitsactie met Palestijnse kinderen in Gaza. Volgens het ELSC:

“In oktober 2018 organiseerde het platform van lokale kunstenaars ruimteCAESUUR een vliegerfestival en nodigde 20 internationale kunstenaars uit om vliegers te ontwerpen als middel om aandacht te vragen voor het lot van Palestijnse kinderen in Gaza. CIDI reageerde als eerste op een tweet van een gemeenteraadslid over het festival, veroordeelde het initiatief vanwege het gebruik van vliegers – die CIDI ‘wapens van Gazaanse terreur’ noemde – en plaatste een afbeelding van een vlieger met een hakenkruis. Deze vlieger had echter niets te maken met het festival.”

Een andere organisatie die door CIDI werd aangevallen, is de Palestijnse mensenrechtenorganisatie Al-Haq. CIDI beschuldigde Al-Haq ervan “nauwe banden met Palestijnse terreurgroepen” te hebben, Europese subsidies door te sluizen naar het Popular Front for the Liberation of Palestine (PFLP) en door creditcardmaatschappijen te zijn geblokkeerd. In november 2022 spande Al-Haq een rechtszaak aan tegen CIDI wegens laster en smaad in drie artikelen die in mei en juni 2022 op de website van CIDI waren gepubliceerd. CIDI verwijderde de artikelen en plaatste een rectificatie.

NGO’s in diskrediet brengen die Israël een apartheidsstaat noemen

Mensenrechtenorganisaties zoals Human Rights Watch en Amnesty International, die Israël beschuldigen van apartheid, worden door CIDI steevast geconfronteerd met ontkenning, verdraaiing van hun boodschap en tegenbeschuldigingen.

In februari 2022 publiceerde Amnesty International het rapport “Israel’s apartheid against Palestinians: Cruel system of domination and crime against humanity”. Daarin staat:

“Uit nieuw onderzoek van Amnesty International blijkt dat Israël een systeem van onderdrukking en overheersing oplegt aan Palestijnen in alle gebieden onder zijn controle – in Israël, in de bezette Palestijnse gebieden, en tegenover Palestijnse vluchtelingen – met als doel het bevoordelen van Joodse Israëli’s. Dit komt neer op apartheid, zoals verboden onder internationaal recht.”

De afwijzende reactie van CIDI liet uiteraard niet lang op zich wachten:

“In Israël is geen sprake van ‘apartheid’, maar van een voortdurende dreiging van terreur en oorlog. Daarbij komt het gebrek aan erkenning van Israël door buitenlandse vijanden zoals Iran, Hezbollah, de Palestijnse Hamas, Islamitische Jihad en andere gewelddadige groepen die de Joodse staat willen vernietigen. Binnen de zogenoemde ‘groene lijn’ bestaat ongeveer 20% van de Israëlische bevolking uit Arabieren. Zij wonen in dezelfde steden, maken gebruik van dezelfde voorzieningen als Joodse burgers en nemen volledig deel aan de politiek.”

Hoe transparant zijn de subsidies aan CIDI?

In het eerdergenoemde artikel zet The Rights Forum enkele fundamentele vragen op een rij over de toekenning van deze subsidies. Samengevat:

  • Gaat een subsidie van bijna 40.000 euro gepaard met voorwaarden en controles? Is het bedrag daadwerkelijk overgemaakt aan CIDI, en zo ja, is het verantwoord of terugbetaald?

  • Moeten de Maror-gelden niet worden besteed aan een onomstreden, collectief Joods belang? Iets wat CIDI – dat vooral de belangen van de staat Israël behartigt – volgens een Joods lid van The Rights Forum niet is.

  • Is deze subsidie in lijn met de eigen regels van de Maror-stichting, die expliciet stelt dat “geen subsidie wordt verstrekt ter ondersteuning van een organisatie”?

Deze bijna 40.000 euro uit 2021 komt bovenop eerdere subsidies voor CIDI’s website, die samen oplopen tot zo’n 107.000 euro. Daarnaast lijkt Maror ook andere CIDI-uitgaven te financieren, zoals de “studiereis 2025 ‘Behind the news in Israel’” voor journalisten en politici, waarvoor deelnemers 600 euro betalen en die mede mogelijk wordt gemaakt door Maror-gelden. In 2023 vond dezelfde reis plaats, gefinancierd met meer dan 50.000 euro subsidie voor 20 deelnemers. Het blijft onduidelijk of CIDI ook voor de reis van 2025 al een vergelijkbare subsidie heeft ontvangen.

Schimmige subsidies: de ‘Maror-gelden’

In 2021 ontving CIDI een subsidie van bijna 40.000 euro via de stichting Collectieve Maror-gelden Nederland (Maror), onthulde The Rights Forum in 2023. Maror beheert teruggegeven Joodse bezittingen die tijdens de Tweede Wereldoorlog werden geroofd en verstrekt daarvan subsidies voor ‘collectieve Joodse doelen’ in Nederland.

Eén van deze doelen was in 2021 blijkbaar CIDI, met de toekenning van 39.347 euro voor het vernieuwen van de jongerenwebsite (voorheen mini.cidi.nl). CIDI Jongerenorganisatie (CIJO), richt zich op jongeren tussen de 18 en 30 jaar. Volgens eigen zeggen is CIJO “opgericht voor en door studenten met uiteenlopende achtergronden, die een brede interesse hebben in Israël en streven naar een vreedzame oplossing voor het conflict in het Midden-Oosten.”

Maar de genoemde websites (www.cijo.nl en www.cijo.eu) zijn niet toegankelijk; cijo.nl blokkeert bezoekers, cijo.eu is zelfs te koop. Ook de oude site mini.cidi.nl is offline.

50 jaar CIDI – verjaardagsfeestje in tijden van genocide

Op zondag 18 mei vierde CIDI zijn 50-jarig bestaan met het symposium “Israël in een veranderende wereldorde” in het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT). Sprekers waren zogenaamd “vooraanstaande stemmen over Israël en de wereld”, maar in werkelijkheid ging het om zes figuren berucht om haatzaaiende uitspraken en het goedpraten van geweld. Onder hen: de Britse journalist Douglas Murray, de Nederlandse ex-politicus Ayaan Hirsi Ali, voormalig Israëlisch luchtmachtgeneraal Amos Yadlin en Loay Alshareef, een ‘vredesactivist’ uit Dubai die eerder zijn haatdragende standpunten deelde bij Christenen voor Israël.

De Nieuwe Vredesbeweging startte een petitie om KIT op te roepen het evenement te annuleren. Ook ruim 20 medewerkers van het Instituut sloten zich aan: "Bij het KIT beweren we te werken aan sociale rechtvaardigheid." De avond voor het feest protesteerde BDS Nederland met de boodschap “genocide supporters not welcome here” op het trottoir. Op de ochtend zelf werd het gebouw besmeurd met rode verf, en vond er een demonstratie plaats, georganiseerd door verschillende pro-Palestijnse groepen.

Dagblad Trouw noemde het jubileum “een razende haatmiddag tegen moslims”, waar geen enkele kritiek klonk op het Israëlische beleid. Hirsi Ali beweerde dat links is ‘gekaapt’ door islamisme en Murray pleitte voor deportatie van pro-Palestijnse migranten – uitspraken die volgens Trouw onderzoek verdienen, geen applaus.

De CIDI-bijeenkomst stond in schril contrast met de massale Red Line-demonstratie die diezelfde dag in Den Haag plaatsvond. Ruim 100.000 mensen, in het rood gekleed, riepen op tot beëindiging van Nederlandse steun aan Israël. NRC schreef: “De Israëlische regering had het niet beter kunnen timen: terwijl tienduizenden Nederlanders demonstreren tegen het geweld in Gaza, viert CIDI feest met het tegenovergestelde geluid.”

De dag na het evenement deelde de interim-directeur mee aan het bestuur van KIT dat hij aftrad.

De uitnodiging van het CIDI en de bekladde gevel, foto via NOS.