Universiteiten: academische medeplichtigheid
Sinds 2004 roept de Palestijnse Campagne voor de Culturele en Academische Boycot van Israël (PACBI) op tot een academische boycot. De reden: Israëlische universiteiten zijn onlosmakelijk verbonden met het Israëlische leger en de wapenindustrie. Ook alle Nederlandse universiteiten hebben banden met Israëlische universiteiten & de Israëlische wapenindustrie. De banden zijn in kaart gebracht op academiccomplity.nl.
Deze samenwerking loopt via Europese onderzoeksprogramma’s zoals Framework Programme, Horizon 2020 en Horizon Europe (2021–2027), partnerschappen met Israëlische wapenbedrijven zoals Elbit Systems, of directe studentenuitwisselingen en gezamenlijke onderzoeken.
Deze banden dragen bij aan het normaliseren van Israëlische instituties en maken Europa direct medeverantwoordelijk voor de financiering van bezetting, apartheid, en genocide. De omvang van die steun is aanzienlijk. Israëlische organisaties ontvingen in totaal bijna € 3 miljard via drie grote Europese programma’s:
Framework Programme 7 (2007–2013): €864 miljoen
Horizon 2020 (2014–2020): €1,28 miljard
Horizon Europe (2021–2027): €815 miljoen
Ruim 40 miljoen euro aan funding uit Horizon Europe projecten gaat naar bedrijven uit de defensie industrie. Cijfers via complicitymap.eu
Horizon Europe spekt Israëls defensie-industrie
Sinds 7 oktober 2023 heeft de EU maar liefst 130 Horizon Europe-projecten goedgekeurd waarbij Israëlische instellingen betrokken zijn. Deze ontvingen samen 126 miljoen euro. Volgens TNI financieren ten minste twee van deze projecten rechtstreeks de Israel Aerospace Industries (IAI), een van Israëls grootste wapenbedrijven, dat bijna €640.000 ontving.
Sinds 2020 mag Horizon financiering alleen naar projecten met civiele toepassing gaan. Hier wordt echter niet op gehandhaafd; in de praktijk blijkt dat er ook militaire toepassing mogelijk te zijn (‘dual-use’ technologie). Uit onderzoek van The Investigative Desk blijkt dat negen Nederlandse universiteiten deelnemen aan 28 gezamenlijke dual-use projecten met Israëlische defensiepartners. Zo werkt TU Delft bijvoorbeeld samen met IAI aan hybride vliegtuigen, die snel militair ingezet kunnen worden.
Alleen al deze 28 projecten ontvingen ruim €356 miljoen aan EU-geld. Twaalf van deze projecten zijn opgestart na 7 oktober 2023. Wetenschappers die vanuit ethische overwegingen bezwaar willen maken, lopen vast in contractuele verplichtingen.
Waarom zijn deze banden tussen Europese en Israëlische universiteiten zo problematisch?
Alle Israëlische universiteiten zijn direct medeplichtig aan oorlogsmisdaden en de systematische onderdrukking van Palestijnen, waaronder:
Het bijdragen aan de Israëlische wapenontwikkeling en beveiligings-technologieën.
Het discrimineren van Palestijnse studenten en personeel. Een bekend voorbeeld is Nadera Shalhoub-Kevorkian, een prominente feministisch professor aan de Hebreeuwse Universiteit. In maart 2024 werd zij geschorst na het publiekelijk beschuldigen van Israël van genocide in Gaza. Later werd ze gearresteerd en uiteindelijk nam ze ontslag, vermoedelijk onder zware druk van de universiteit en het Israëlische publiek.
Het ontwikkelen van militaire operaties zoals de Dahiya Doctrine, die het gebruik van extreem disproportioneel geweld tegen burgerdoelen legitimeert. Deze strategie werd bijvoorbeeld toegepast in Beiroet, waar hele wijken bewust werden verwoest om interne verdeeldheid te zaaien onder de sji'a-gemeenschap en de aanhangers van Hezbollah in het bijzonder.
Het onderdrukken van academische vrijheid, inclusief onderzoek naar de Nakba en Israëlische oorlogsmisdaden.
Tegelijkertijd zijn álle universiteiten in Gaza vernietigd. Honderden studenten en academici zijn gedood. Palestijnse politieke activiteiten op campussen worden gecriminaliseerd. Dit alles onderstreept hoe Israëlische universiteiten deel uitmaken van een systeem van onderdrukking, geweld en apartheid.
Hoe zijn Israëlische universiteiten precies medeplichtig aan de schending van Palestijnse rechten?
Dat is de vraag die wetenschapper Maya Wind probeert te beantwoorden in haar boek Towers of Ivory and Steel. Wind is onderzoeker aan de Universiteit van British Columbia. Als Joods-Israëlische had ze toegang tot dossiers van Israëlische universiteiten, staats- en militaire archieven en bibliotheken die voor Palestijnen nooit toegankelijk zouden zijn.
Uit haar onderzoek blijkt dat Israëlische universiteiten actief meewerken aan het in stand houden van koloniale bezetting, militaire overheersing en apartheid. Ze leveren kennis, technologie en strategieën die cruciaal zijn voor het Israëlische leger en de wapenindustrie. Daarmee zijn ze niet slechts passieve instellingen, maar vormen ze een ruggengraat van het militair-industriële apparaat van de staat Israël.
Daarom is een academische boycot noodzakelijk. Door deze universiteiten te isoleren, kunnen we druk uitoefenen voor echte verandering: het beëindigen van de bezetting, de apartheid, en het geweld tegen Palestijnen.
Wat houdt de academische boycot in?
De academische boycot richt zich op het beëindigen van de samenwerking met instellingen die betrokken zijn bij Israëlische onderdrukking. Dutch Scholars for Palestine heeft hiervoor richtlijnen opgesteld, gebaseerd op de principes van PACBI. Zij roepen Nederlandse universiteiten op om:
Alle institutionele samenwerkingen met Israëlische universiteiten te beëindigen.
Geen gezamenlijke onderzoeksprojecten meer te doen met Israëlische instellingen.
Geen aanbestedingen of contracten aan te gaan met bedrijven die medeplichtig zijn aan Israëlische oorlogsmisdaden.
Financiële banden te verbreken met bedrijven die betrokken zijn bij Israëlische apartheid, bezetting en genocide.
Een onafhankelijke toezichtscommissie in te stellen die naleving bewaakt.
Zoals Dutch Scholars for Palestine benadrukt: dit is geen oproep om een politiek standpunt in te nemen. Het is een oproep om niet langer medeplichtig te zijn aan grove mensenrechtenschendingen. Internationaal recht en ethische verantwoordelijkheid zijn geen politieke keuzes – het zijn morele en wettelijke verplichtingen.
Na de studentenprotesten richtten de meeste universiteiten ethische commissies op om samenwerkingen met Israëlische partners te toetsen. Geen enkele universiteit heeft alle banden verbroken. De huidige status is hier te vinden.
Op de hoogte blijven van acties bij jouw lokale universiteit?
Vind hun actiegroepen op Instagram: Amsterdam UvA staff & studenten en VU, Utrecht, Groningen, Rotterdam, Delft, Tilburg, Nijmegen, Wageningen, Maastricht, Eindhoven en check ook Dutch Scholars for Palestine.
Verdieping: hoe Israëlische universiteiten medeplichtig zijn
In haar boek Towers of Ivory and Steel laat onderzoeker Maya Wind zien hoe Israëlische universiteiten een belangrijke rol spelen in het systeem van bezetting en apartheid. Het boek bestaat uit twee delen: medeplichtigheid en onderdrukking.
In het eerste deel laat Wind zien hoe bepaalde opleidingen – zoals archeologie, rechten en techniek – worden ingezet als instrumenten van bezetting. Universiteiten zijn niet alleen academische instellingen, maar ook als militaire buitenposten en verlengstukken van het bezettingsapparaat. Het Israëlische militair-industriële complex is onlosmakelijk verbonden met deze universiteiten – en zou zonder niet kunnen functioneren.
In het tweede deel beschrijft Wind hoe Palestijnse studenten systematisch worden onderdrukt op Israëlische campussen. Protesten, academische bijeenkomsten en culturele activiteiten die te maken hebben met Palestijnse rechten of identiteit worden vaak verboden, verstoord of zelfs bestraft. Studenten worden onder toezicht geplaatst, gesanctioneerd en soms geconfronteerd met politie-inzet.
“In tegenstelling tot de Verenigde Staten, waar onderzoek wordt uitgevoerd in nationale laboratoria, heeft Israël geen vergelijkbare instellingen ... Militaire R&D in Israël zou niet bestaan zonder de universiteiten. Zij voeren al het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek uit, dat vervolgens wordt uitgewerkt door de defensie-industrieën of het leger.”
Voormalig generaal-majoor professor Isaac Ben-Israel, voormalig hoofd van de Yuval Ne'eman Workshop aan de Universiteit van Tel Aviv
-
Archeologie
Archeologie-afdelingen spelen een centrale rol in het uitwissen van Palestijnse geschiedenis en het versterken van Israëlische territoriale claims. Samen met het leger en kolonisten doen Israëlische universiteiten opgravingen in bezet gebied – wat in strijd is met het internationaal recht. Deze opgravingen worden vaak gebruikt om nederzettingen te rechtvaardigen, waarbij Joodse geschiedenis wordt benadrukt en de geschiedenis van moslims, Arabieren en Palestijnen uitwist of verwaarloost.
Rechtswetenschappen
Israëlische rechtsgeleerden helpen militaire acties te legitimeren en de staat af te schermen van aansprakelijkheid. Ze doen dit door doctrines te ontwikkelen zoals de zogenaamde “Dahiya Doctrine”, die het gebruik van overweldigend en disproportioneel geweld en het aanvallen van overheids- en burgerinfrastructuur tijdens militaire operaties voorschrijft. Ook gebruiken ze termen zoals "gewapend conflict zonder oorlog", om internationale regels over oorlogvoering en bezetting te ontwijken. Deze strategieën worden nog steeds toegepast in Gaza en de Westelijke Jordaanoever.
Onderzoekscentra zoals het INSS van de Universiteit van Tel Aviv proberen rapporten van de VN of Amnesty te ondermijnen. Universiteiten werken ook samen met veiligheidsdiensten zoals de Shin Bet, die bekendstaan om dwang en marteling. Criminologen helpen het leger met de bezetting en verkopen Israëls antiterreurpolitiemodel aan andere landen, waaronder Nederland.Midden-Oostenstudies
Dit vakgebied is ontstaan vanuit de behoefte aan staatsveiligheid. De eerste wetenschappers werkten vaak ook voor de inlichtingendiensten. Zo leidde het Instituut voor Oriëntaalse Studies van de Hebreeuwse Universiteit mensen op die later hielpen bij het ontwikkelen van manieren om controle te houden over de Palestijnse bevolking. Het Dayan Centrum aan de Universiteit van Tel Aviv – ooit opgezet met steun van het leger – werkt nog steeds nauw samen met de Israëlische inlichtingendiensten. Palestijnen worden er uitgesloten van toegang, en Arabieren worden vaak neergezet als gedreven door “jihad” of een “cultuur van doodsverheerlijking”. Zulke beelden worden gebruikt om militaire aanvallen goed te praten.
-
Israëlische universiteiten hebben altijd een rol gespeeld als strategische steunpunten voor bezetting en uitbreiding van Israëlisch grondgebied. De Hebreeuwse Universiteit, opgericht in 1918 tijdens het Britse Mandaat, was vanaf het begin verbonden met het leger. Tijdens de Nakba in 1948 steunden studenten, docenten en bestuurders actief de paramilitaire Haganah en werd de campus gebruikt als militaire basis.
Na 1948 ging Israël door met het systematisch verdringen van Palestijnse gemeenschappen door Joodse nederzettingen, zowel binnen haar grenzen als later in de bezette gebieden. Universiteiten speelden een sleutelrol in dit proces: ze leverden kennis voor het bouwen van nederzettingen, steunden landonteigening en ontwikkelden beleid dat ervoor zorgde dat 93% van het land in Joodse handen kwam, terwijl Palestijnse steden en dorpen juist werden beperkt. Wetenschappers van onder andere de Hebreeuwse Universiteit en het Technion (Israëls technologisch instituut) hielpen bij het maken van plannen om Joodse gemeenschappen strategisch te verspreiden om Palestijnse gemeenschappen in aantal en omvang te overheersen.
Tot op de dag van vandaag spelen Israëlische universiteiten een rol in de bezetting en kolonisatie. De campus van de Hebreeuwse Universiteit op de Olijfberg versterkt Israëls claim op Oost-Jeruzalem. De Universiteit van Haifa helpt de Joodse meerderheid in Galilea te behouden. De Ben-Gurion Universiteit ondersteunt de uitbreiding van nederzettingen in de Naqab, en de Ariel Universiteit – gelegen in een illegale nederzetting op de Westelijke Jordaanoever – draagt direct bij aan de bezetting.
-
Israëlische universiteiten zijn vanaf hun oprichting sterk verbonden met het leger en de wapenindustrie. Instellingen zoals de Hebreeuwse Universiteit, het Technion en het Weizmann Instituut shielpen al in de jaren 1940 bij de ontwikkeling van wapens. Later werkten ze mee aan de oprichting van grote wapenbedrijven zoals Rafael en Israel Aerospace Industries (IAI). Tot op de dag van vandaag doen docenten en studenten onderzoek dat wordt betaald door bedrijven als Elbit Systems en Lockheed Martin.
Maar hun rol gaat verder dan alleen onderzoek. Universiteiten helpen ook bij het vormgeven van militaire strategieën en beïnvloeden hoe Israël zich in het buitenland presenteert. Denktanks zoals het INSS van de Universiteit van Tel Aviv werken aan het rechtvaardigen van Israëlische militaire acties, terwijl programma's zoals “Ambassadors Online” van de Universiteit van Haifa studenten opleiden om kritiek op Israël in het buitenland tegen te gaan. Daarnaast bieden universiteiten ook directe militaire opleidingen. Programma’s zoals Atuda en Talpiot zijn bedoeld om elitesoldaten en inlichtingenofficieren op te leiden, vooral voor eenheden zoals Unit 8200, die verantwoordelijk is voor digitale spionage en het bewaken en onderdrukken van de Palestijnen.
Israëlische universiteiten zijn ook knooppunten voor militaire innovatie. Ze organiseren bijeenkomsten voor de wapenindustrie, en beheren technologieparken waar aan nieuwe wapens wordt gewerkt. Hun onderzoek leidt tot de ontwikkeling van drones, raketten en andere wapens die worden gebruikt in Gaza en andere bezette gebieden. Ondanks steeds meer internationale beschuldigingen van oorlogsmisdaden blijven deze samenwerkingen bestaan. Ze versterken Israëls militaire macht én helpen bij de wereldwijde verkoop van wapens die op Palestijnen zijn ‘getest'.
-
Israëlische universiteiten onderdrukken Palestijnse wetenschap en kritisch onderzoek naar kolonialisme, bezetting en apartheid. Palestijnse academici krijgen te maken met zware beperkingen wanneer ze onderzoek doen naar onderwerpen zoals de Nakba. Ook Joods-Israëlische wetenschappers die het zionistische verhaal ter discussie stellen, worden onderdrukt. Sinds de jaren 1980 is de academische vrijheid sterk afgenomen. Onderzoek naar de Palestijnse geschiedenis wordt steeds vaker gecensureerd.
Een duidelijk voorbeeld hiervan is de “Tantura-affaire”: een proefschrift over een bloedbad in 1948 werd onder druk van de staat in diskrediet gebracht. De Israëlische historicus Ilan Pappé verdedigde het werk en werd uiteindelijk gedwongen Israël te verlaten.
Sinds de Tweede Intifada is de druk op kritische stemmen nog groter geworden. Rechtse organisaties zoals Im Tirtzu richten zich op linkse docenten en zetten universiteiten onder druk om debatten over Palestijnse rechten te verbieden. In 2017 voerde de Israëlische regering een “ethische code” in die bepaalt wat academici wel en niet mogen zeggen. Veel wetenschappers zijn hierdoor bang geworden en passen zelfcensuur toe.
Palestijnse wetenschappers in Israël worden extra hard getroffen. Door de “Nakba-wet” van 2011 mogen instellingen geen steun ontvangen als ze herdenkingen van de Nakba organiseren. Universiteiten hebben zulke herdenkingen verboden of met geweld beëindigd. Tegelijkertijd worden Palestijnse academici vaak beschuldigd van “politieke agenda’s”, terwijl zionistische ideeën als neutraal worden beschouwd.
De academische wereld kent daarnaast veel ongelijkheid: Palestijnen maken meer dan 20% van de Israëlische bevolking uit, maar slechts 3,5% van de universiteitsmedewerkers. Pogingen om een Palestijnse universiteit op te richten in Galilea zijn genegeerd. Daarom richtten Palestijnse academici zelf onafhankelijke onderzoekscentra op, zoals Mada al-Carmel. In 2007 publiceerden zij de “Haifa-verklaring”, waarin ze hun nationale identiteit en recht op zelfbeschikking bevestigen.
Vooral Palestijnse vrouwen in de wetenschap ondervinden extra barrières. Feministisch onderzoek is alleen “acceptabel” zolang het niet kritisch is over Israëlisch koloniaal geweld. Palestijnse docenten krijgen ook te maken met racisme, vijandigheid en beperkingen in taalgebruik: woorden als “Palestijns” of “bezetting” worden vaak vermeden of verboden.
Toch blijven Palestijnse academici zich verzetten tegen deze onderdrukking. Ondanks alle obstakels blijven ze zich uitspreken tegen de Israëlische controle over het academische veld.
-
Palestijnse inwoners van Israël ondervinden al decennia lang structurele obstakels in het onderwijs. Na 1948 kwamen zij onder militair bestuur te staan, dat duurde tot 1966. In die tijd werd hun onderwijs streng gecontroleerd om verzet te onderdrukken. Palestijnse docenten werden in de gaten gehouden en ontslagen als ze zich kritisch uitlieten. Studenten in het hoger onderwijs werden gemonitord en gestraft om hun politieke opvattingen. Ook na het officiële einde van het militaire bestuur bleven universiteiten samenwerken met veiligheidsdiensten om Palestijnse studenten te volgen en hun toegang tot onderwijs te beperken. Onderwijs werd gezien als een manier om de Palestijnse bevolking te beheersen.
Vandaag de dag krijgen Palestijnse studenten aan Israëlische universiteiten nog steeds te maken met discriminatie, intimidatie en racistische profilering. Universiteiten, gebouwd op voormalig Palestijns land, functioneren als gesegregeerde plekken die het uitsluitingsbeleid van de staat ondersteunen. Zionistische symbolen zijn overal zichtbaar, terwijl Palestijnse uitingen worden onderdrukt.
Hoewel er wordt gezegd dat steeds meer Palestijnen naar universiteiten gaan, neemt de kloof tussen Joodse en Palestijnse studenten juist toe. De meeste Palestijnse studenten volgen onderwijs aan ondergefinancieerde hogescholen in plaats van aan topuniversiteiten. Het toelatingsbeleid benadeelt Palestijnse studenten stelselmatig door partijdige examens, discriminerende interviews en een beleid dat Joodse militaire veteranen bevoordeelt. Toen het aantal Palestijnse studenten toenam, voerden universiteiten nieuwe obstakels in zoals leeftijdsbeperkingen.
Veel Palestijnen worden gedwongen om hoger onderwijs in het buitenland te volgen. Degenen die wel naar een Israëlische universiteit gaan, worstelen met huisvestingsdiscriminatie, lange reistijden en culturele uitsluiting. Arabisch krijgt weinig ruimte en religieuze voorzieningen zijn vaak beperkt of afwezig.
Universiteiten bieden wel symbolische programma’s aan, zoals beurzen of taalcursussen, maar deze lossen de diepgewortelde ongelijkheid niet op. Palestijnse studenten die hun identiteit zichtbaar uitdragen—via taal, kleding of activisme—lopen het risico op repressie. Universiteiten volgen hierin vaak het veiligheidsbeleid van de staat. Naarmate het activisme van Palestijnse studenten toeneemt, groeit ook het verzet van de instellingen. Activisten stellen dat echte gelijkheid pas mogelijk is als Israëlische universiteiten veranderen: ze moeten stoppen met functioneren als exclusief Joodse-zionistische instellingen, en zich openstellen voor iedereen.